Meer treingebruik bij verbeterd deelfietsaanbod

Nederlanders gebruiken vaak de fiets, maar als zij buiten hun eigen woonomgeving zijn, is dit fietsgebruik tenminste 2 tot 4 keer zo laag .

Logisch, want als je buiten je eigen woonomgeving bent, heb je vaak geen fiets beschikbaar! En wanneer er buiten de eigen woonomgeving toch gefietst wordt, dan is dit meestal met een ‘tweede fiets’. Dat is een fiets die bijvoorbeeld op een station wordt neergezet voor een nabijgelegen bestemming waar regelmatig naar toe gereisd wordt. Zoals voor werk, studie, familie of een partner. Een belangrijk nadeel van deze fietsen is dat deze een hoge stallingsdruk opleveren voor deze stationstallingen . En vooral, deze tweede fiets is alleen beschikbaar op de plek waar deze gestald is, en dus niet op alle overige plekken in Nederland die ook bezocht worden.

De deelfiets: Overal een fiets!

Om vaker te kunnen fietsen buiten je eigen woonomgeving, is de deelfiets een oplossing om daar vaker een fiets beschikbaar te hebben. Zodat de bezoekers van een dorp of stad net zo vaak kunnen fietsen als dat de inwoners dat doen: 2x tot 4x zo vaak .

In deze snelstudie is op basis van een data-analyse gekeken wat het effect op het treingebruik zou zijn als het deelfietsaanbod op stations significant verbeterd zou worden. De data-analyse bestaat uit een micro-simulatie van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag van het CBS en wordt stap voor stap toegelicht samen met de resultaten van elke stap. De volledige studie inclusief bronvermeldingen vind je in de snelstudie Effecten treingebruik bij verbeterd deelfietsaanbod op stations (pdf).

Er zijn vier hoofdbevindingen: (Alle ▶ kun je uitklappen door te klikken)

We fietsen ruim 4 keer zo weinig als bezoeker van een dorp of stad in vergelijking met hoe vaak we fietsen in onze eigen woonomgeving.

En we fietsen ruim 2 keer zo weinig in onze werk- of studieomgeving vergeleken met thuis. Meer deelfietsen kunnen op deze locaties leiden tot veel hoger fietsgebruik dan momenteel.

Een grotere afstand tot het station leidt doorgaans tot een veel lager treingebruik. Minder bekend is dat deze afname in treingebruik veel sneller gaat als de bestemming op een fietsbare afstand van een station gelegen is (1,5 tot 5,5 km) dan wanneer de woonlocatie op dezelfde fietsbare afstand van een station gelegen is. Bijvoorbeeld zien we bij een afstand van 3 tot 4 km tussen woning en vertrekstation een gemiddeld 2.5 keer hoger treingebruik dan als de bestemming op 3 tot 4 km van het aankomststation ligt.

Sommige treinreizigers plaatsen een ‘tweede fiets’ op een station nabij werk of studie. Hierdoor blijft de afname in treingebruik bij fietsbare afstand tussen aankomststation en werk of studie enigszins beperkt tot gemiddeld ‘slechts’ de helft minder treingebruik als bij dezelfde afstand tussen woning en vertrekstation.

Voor alle overige locaties, waar zelden tot nooit een tweede fiets wordt geplaatst, zien we dat de trein nog minder gebruikt wordt, namelijk met gemiddeld een factor 3 minder dan bij dezelfde fietsbare afstanden tot het station aan de woningzijde.

– Deze studie laat de resultaten zien van een micro-simulatie naar hoe verplaatsingsgedrag zou wijzigen wanneer op bestemmingsstations een even hoge fietsbeschikbaarheid zou bestaan als in de woonomgeving (bijvoorbeeld door een verder verbeterd deelfietsaanbod op treinstations). De uitkomst is dat hierdoor het nationaal treingebruik met 33% zou toenemen en het nationaal autogebruik met 5% zou afnemen, beide voor alle verplaatsingen langer dan 10 km. Opvallend is daarbij dat de relatieve toename van extra treinreizen gering blijft tijdens ochtend- en avondspits, van en naar werk of studie en van of naar de grotere stadscentra: eerder +10% in plaats van +33% extra treinreizen. Dit is waar en wanneer het treinsysteem soms tegen zijn grenzen aanloopt. Daarentegen is juist een bovengemiddeld grote toename te zien op tijden en locaties met nog veel capaciteit in het treinsysteem: buiten de spits, op secundaire en tertiaire stations, aan de randen van de stad, in kleinere en middelgrote steden en in dorpen; hier is de groei in treingebruik +40% tot +100% in plaats van +33%.

..

Verminderd treingebruik bij toenemende (fiets)afstand tot stations, het meest bij overige locaties.
Figuur 1 toont hoe de trein minder gebruikt wordt bij toenemende afstand tot het station voor woonlocaties, voor werk/studielocaties en voor overige locaties. Voor een goed beeld was het daarbij wenselijk om treinreizen van en naar woonlocaties te splitsen afhankelijk of tijdens de reis de werk- of studielocatie werd aangedaan of dat dit niet het geval was . In de figuur is zichtbaar dat als een overige bestemming op 4 km van een station ligt, de trein slechts voor 6.7% van de gemaakte verplaatsingen gebruikt wordt. Dat is 62% lager dan als de woning op 4 km van een station ligt, in welk geval gemiddeld 17.3% van de gemaakte reizen per trein wordt gemaakt.

Figuur 1: Aandeel verplaatsingen per trein bij toenemende afstand tot een station. De afname in treingebruik bij toenemende afstand gaat veel sneller bij werk/studie en bij overige locaties (waar de fiets beperkt beschikbaar is), dan vanaf thuislocaties (waar de fiets goed beschikbaar is). Grijze balkjes bij rechter drie grafieken tonen de waarden voor thuislocatie (linkergrafiek) ter referentie. Bron: CBS-OViN 2016-2019, met daarin selectie op verplaatsingen langer dan 10km.

In aanvulling op het relatieve beeld in figuur 1, toont figuur 2 ook het absolute aantal verplaatsingen per weekdag, per type verplaatsing en per 100 inwoners, separaat voor de trein en de auto . Hierin is te zien hoe belangrijk elk type verplaatsing is per vervoerwijze (auto-als-bestuurder versus trein).

Figuur 2: Aantal verplaatsingen per auto en per trein van langer dan 10km, per weekdag, per 100 inwoners en per type verplaatsing. Respectievelijk: a) tussen woning en werk of studie, b) tussen woning en een overige locatie maar met een bezoek aan werk of studie tijdens de verplaatsingsketen, c) tussen woning en een overige locatie, d) tussen werk of studie en een overige locatie, e) tussen overige locaties onderling. Bron: CBS-OViN 2016-2019, selectie op verplaatsingen langer dan 10km.

Totstandkoming

Deze snelstudie is door Studio Bereikbaar uitgevoerd in opdracht van de provincie Zuid-Holland (binnen het programma Kennis Zuid-Holland). De link naar de volledige studie: Effecten treingebruik bij verbeterd deelfietsaanbod op stations (pdf).

Meer nieuws

Deze website maakt gebruik van cookies