In dit onderzoek kijken we naar de sociale verschillen tussen en soms ook binnen gemeenten in de provincie Zuid-Holland. Het onderzoek is een verbreding en deels update van een soortgelijke verkenning uit 2018. De basis is een uitgebreide data-analyse. We kijken naar verschillende indicatoren op het gebied van brede welvaart en zijn hierbij met name geïnteresseerd in de uitschieters. Sociale verschillen zijn op zichzelf niet per definitie problematisch. Echter, ruimtelijke clustering van uitschietende scores op meerdere indicatoren in een deel van de provincie of binnen een gemeente kan reden tot zorg zijn. Het onderzoek biedt inzicht in de verschillen en overeenkomsten tussen de gemeenten en laat zien waar meerdere indicatoren samenkomen, waar verschillen groter worden en waar wellicht bijsturing wenselijk is.
Ruimtelijke patronen
Ruimtelijke verschillen (tussen de vijftig Zuid-Hollandse gemeenten) zijn te zien op alle afzonderlijke welvaartsindicatoren. Wanneer vervolgens indicatoren worden samengenomen, kunnen vijf clusters gemeenten worden onderscheiden, met elk een ander karakter. De (universiteits)steden vormen één cluster, met op wijkniveau nog grotere interne verschillen. Vergrijsde suburbane randgemeenten vormen een cluster. Er is ook een cluster dat zich onderscheidt door een hoge arbeidsparticipatie maar een niet al te hoge welvaart. Daarnaast is er een cluster van ‘verouderde groeikernen’ waarin de gemeenten achterblijven op het gebied van materiële en immateriële welvaart, zoals blijkt uit een (relatief) lage levensverwachting en in veel gevallen ook een hoge mate van overgewicht. Tegenover de verouderde groeikernen staan de nieuwe groeiers, waar jonge gezinnen met goede banen hoge welvaart genieten en waar de levensverwachting hoog is. Dit zijn veelal kleinere gemeenten.
Trends en constanten
De verschillen tussen gemeenten zijn de afgelopen jaren niet afgenomen en in veel opzichten toegenomen. Met name vermogensverschillen namen toe. Uitschieters vinden we veelal in het zuiden van de provincie, met name rond de (voormalige) havens rondom Rotterdam. Ook rondom Leiden vinden we uitschieters op meerdere vlakken. Deze uitschieters aan de onder- en bovenkant van het spectrum zijn veelal stabiel in de tijd. De ruimtelijke patronen binnen de provincie zijn deels de echo van grootschalige woningbouw uit het verleden. Daarnaast zijn ze grotendeels te verklaren door selectieve migratie. Denk aan jongeren die naar de stad trekken en gezinnen die settelen in het ommeland. Hierdoor worden bestaande patronen bestendigd (gereproduceerd) of versterkt. Grote steden blijven jong, rijke suburbs blijven rijk, voormalige groeigemeenten vergrijzen, nieuwe groeiers komen op. Ook vermogensoverdracht (naar volgende generaties) in combinatie met de (on)toegankelijkheid van woongebieden houdt bestaande ruimtelijke verschillen in stand.
Resultaten
De uitkomsten van het onderzoek bieden waardevolle inzichten op diverse terreinen, zoals inkomen, vermogen, gezondheid, opleidingsniveau, armoede, schulden en woningmarktpositie.
Inkomensverschillen tussen gemeenten zijn al jarenlang stabiel, maar vermogensverschillen nemen toe door stijgende woningprijzen, vooral in koopwoningrijke gemeenten. Grote steden kennen relatief veel armoede en problematische schulden, terwijl kleinere gemeenten daar minder mee te maken hebben. Ook in gezondheidsverschillen en gevoelens van eenzaamheid zijn duidelijke ruimtelijke patronen te zien, waarbij met name stedelijke gebieden ongunstig scoren. De woningmarkt toont een groeiende kloof tussen insiders en outsiders (woningbezitters en huurders), wat vooral starters treft.
Een blik op de samenhang van de verschillende indicatoren duidt hoe de verschillen mogelijk zijn toegenomen, schetst trends (door naar het verleden te kijken), en blikt vooruit. Daarnaast worden gemeenten die gelijkenissen vertonen op bepaalde indicatoren geclusterd. De clustering biedt een beeld van Zuid-Hollandse gemeenten die extra aandacht kunnen gebruiken en wat de overeenkomsten en verschillen precies zijn.
De resultaten van het onderzoek onderstrepen dat sommige ongelijkheden structureel en geografisch geconcentreerd zijn. Inzicht hierin is belangrijk voor gerichte beleidsinterventies. Vooral in een tijd waarin samenwerking tussen diverse overheidslagen niet vanzelfsprekend soepel verloopt en veel gemeenten het financieel lastig hebben, is het van belang om ook inzicht te hebben in de minder zichtbare problematiek waar individuele gemeenten mee kampen. Het onderzoek geeft inzicht in deze problematiek en kan de provincie helpen bij een gerichte coördinatie van de samenwerking met het Rijk, en met – en tussen – de gemeenten.