Geketend voor Hollands Glorie: Slavernij in de geschiedenis van de Provincie Zuid-Holland

“Onze geschiedenis kent vele mooie hoofdstukken waar we trots op zijn, maar helaas ook een aantal duistere waar we minder trots op zijn. En ook die geschiedenis delen we met elkaar. Om die nu en in de toekomst beter te belichten starten we een historisch en wetenschappelijk onderzoek naar de rol van Zuid-Holland in onze koloniale geschiedenis. Uiteindelijk willen we met de kennis van het verleden bouwen aan een betere toekomst voor iedereen in Zuid-Holland”.

Met bovenstaande uitspraak kondigde gedeputeerde Frederik Zevenbergen in september 2022 een provinciaal onderzoek aan naar het slavernijverleden van de provincie. Dit onderzoek zal bestaan uit meerdere delen, zodat zowel het slavernijverleden, als haar doorwerking, onderzocht kunnen worden.

De centrale plaats van het gewest Holland in de politiek van de Republiek der Verenigde Nederlanden is onomstreden. En die centraliteit van het gewest was in de ontwikkeling van het koloniale rijk zo mogelijk nog groter. Holland kende van alle provincies het grootste aantal kamers van de koloniale compagnieën VOC en WIC. Bovendien speelde de provincie een belangrijke rol in de militaire uitbreiding van de overzeese macht rond de Atlantische oceaan. Deze macht werd aangewend voor de opbouw van een op slavernij gebaseerd wereldrijk. Aan het einde van de achttiende eeuw werd de macht van de provincies gebroken, zelfs die van het machtige Holland. Dat veranderde ook de manier waarop vanuit de provincie het koloniale beleid werd beïnvloed. Terwijl de provincies soeverein waren geweest ten tijde van de opbouw van het koloniale rijk, bekleedden zij formeel een (binnenlandse) machtspositie in de eeuw waarin slavernij werd afgeschaft. Toch betekende dit niet het einde van de provinciale betrokkenheid bij dit deel van het koloniale verleden. In de twintigste eeuw kwam er goeddeels een eind aan de directe overzeese macht van Nederland, maar niet voordat groepen migranten vanuit de koloniën zich in Zuid-Holland vestigden.

De geschiedschrijving over dit onderwerp is gefragmenteerd, maar zeker niet afwezig. De afgelopen jaren verschenen er proefschriften en wetenschappelijke artikelen die raken aan deze thema’s. Bovendien lieten stadsbesturen, waaronder Amsterdam, Rotterdam en Den Haag onderzoeken uitvoeren naar hun betrokkenheid bij de slavernij. Dit levert voor het doen van een onderzoek naar de Provincie Zuid-Holland veel waardevolle gegevens op. Het onderzoek naar de betrokkenheid van Zuid Holland bij slavernij zal grotendeels rusten op het bijeenbrengen van deze verspreide gegevens. Daarnaast zal er op enkele deelterreinen archiefonderzoek gedaan worden.

Onderzoeksvragen

  1. In de tijd dat Holland zich losmaakte van Spanje was er geen slavernij in het gewest. Hoe verdween slavernij in de middeleeuwen uit het gewest Holland en welke rol speelden de graven van Holland daarin?
  2. De provincie Holland werd een belangrijk centrum van koloniale handel, verovering en bestuur, vaak op basis van slavenarbeid. Hoe kwam Holland weer in aanraking met slavernij, en hoe reageerde men in Holland daarop?
  3. De Staten van Holland waren een doorslaggevende stem in de Staten-Generaal (1576-1795). De leden (gedeputeerden) hadden daarnaast vaak zitting in het bestuur van de koloniale compagnieën, maar anders dan bij de VOC (1602-1795) hadden de Staten-Generaal ook een zetel in een van de vijf kamers van de WIC (1621-1791). Hoe groot was de betrokkenheid van de [Zuid-] Hollandse gedeputeerden bij direct koloniaal bestuur?
  4. De grondwet van 1815 bepaalde dat de koning, bij uitsluiting van de Staten-Generaal, het opperbestuur genoot over de koloniën. Formeel kwam er hiermee een einde aan de bestuurlijke betrokkenheid van de Staten van Holland bij de Atlantische slavernij. De Staten van Holland waren niet langer soeverein, maar slechts een kiescollege voor de Tweede Kamer (1815-1848) en later voor de Eerste Kamer (1848-heden). De grondwetsherziening van 1848 maakte echter de Eerste en Tweede Kamer als medewetgever weer verantwoordelijk voor koloniale zaken. Hoe kreeg de betrokkenheid bij slavernij en koloniaal bestuur van Zuid-Hollandse bestuurders vorm onder de nieuwe staat?
  5. De afschaffing van slavernij in het Atlantisch gebied (1863) deed de vraag naar arbeidskrachten voor op de plantages stijgen. De oplossing hiervoor werd gezocht in de migratie van contractarbeiders uit Brits-Indië en Java. In de periode 1873-1916 emigreerden bijvoorbeeld ruim 34.000 Hindoestanen uit Brits-Indië naar Suriname. Waren Zuid-Hollandse bestuurders/ondernemers betrokken bij de organisatie van deze migratie?


Onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten werden op 8 juni 2023 tijdens een informatiebijeenkomst op het provinciehuis gepresenteerd door dr. Karwan Fatah-Black. Bovenaan deze pagina kunt u zowel het eindrapport als de publiekssamenvatting bekijken. 

De onderzoeksresultaten beluisteren? Dit kan ook via Spotify of Apple Podcasts:

 

Deze website maakt gebruik van cookies